index pagina

Over de straatnamen.

 overzicht

 
Aanvankelijk waren de eerste mensen die hier rondliepen jagers en vissers, die hier zomers een tijdelijk bivak hadden om daarna weer verder te trekken. Dit veranderde toen het 'neolithicum' aanbrak, zo rond de jaren 3000 tot 2500 voor Chr. Het neolithicum kenmerkt zich door de invoering van de landbouw. Deze omwenteling in de geschiedenis bracht met zich mee dat de bewoners een vaste woonplaats zochten om van daaruit hun akkers te kunnen verzorgen. De bewoning en daarmee de dagelijkse activiteiten, begon zich dus op bepaalde plekken te concentreren. Wanneer mensen zich regelmatig bewegen van de ene naar de andere plaats ontstaat daar een weg, d.w.z. een eenmaal gebaand pad dat door regelmatig gebruik in stand blijft. Dat kan van slaapplaats naar werkplaats zijn, van huis naar akker, werk- of jachtterrein, naar kerk of kroeg.

Aan dat bewegen  danken we het woord 'weg' in de algemene betekenis van het woord, d.w.z. een vaste verbinding tussen de punten A en B. Een woord dat al heel oud is en uit de Germaanse oudheid stamt. Naarmate de nederzettingen groeiden nam ook het aantal paden en wegen toe, waardoor het nodig werd deze van elkaar te onderscheiden. De paden en wegen kregen in de volksmond namen voor dagelijks gebruik.

Hier treedt het proces van straatnaamgeving in werking: de bevolking koos niet een willekeurige straatnaam, maar gebruikte in eerste instantie een naam die betekenis had, d.w.z. dat er dus een functioneel verband tussen naam en straat bestaat. Het ging hierbij niet zozeer om een adresaanduiding, maar veeleer om een korte en bondige omschrijving van zo'n straat, pad of weg, waarbij sterk rekening werd gehouden met de aard, de geschiedenis of de bewoners ervan. Het waren dus voor de hand liggende namen, waarin een stukje dorpsgeschiedenis is vastgelegd en die van generatie op generatie werden doorgegeven.

Bij het proces van straatnaamgeving zijn achtereenvolgens drie aspecten van belang:

a. een landelijk aspect. De namen van de oudste straten vinden vooral hun oorsprong in hun ligging en vorm, dus hun fysieke kenmerken of ligging, bijvoorbeeld de brinken, Groest, Achterom, Langestraat, Gebed zonder End, Slijksteeg, enz.

b. een functioneel aspect.  Bij toenemende omvang van het dorp en de toename van verschillende activiteiten daarin, krijgt een aantal straten een specifieke functie, wat aanleiding kan geven tot vernoeming, zoals Doelen, driften, Veeneind, Schapenkamp, Spuisteeg, Rading, Melkweg, Kerkstraat enz.

c. een historisch aspect. Hierin worden in eerste instantie  beroepen, bewoners en activiteiten vastgelegd, zoals Schoenlapperspaadje, Herenstraat, het Brinkje van Doets, de Schrobbelbank, Badhuislaan, enz.

In de 19-de eeuw breekt in Hilversum de periode aan dat het gemeentebestuur zich gaat bezighouden met straatnamen. In 1829 werd het nodig om, in verband met het invoeren van het kadaster, alle straatnamen op papier te zetten. Men noteerde toen veelal de oude straatnamen, waardoor men met de raadsnotulen van 17 november 1829 een redelijk nauwkeurige en vrij complete lijst in handen kreeg van de straatnamen zoals die in de 18-de eeuw en begin 19-de eeuw 'in de volksmond' gebruikt werden.

Als men een straatnaam aan een nader onderzoek onderwerpt, ziet men dat de meeste straatnamen in twee delen uiteenvallen, nl. een eerste, bepalend of indicatief deel, en een tweede het grondwoord. Het indicatieve deel is bedoeld om namen met hetzelfde grondwoord van anderen te onderscheiden, het grondwoord wordt bepaald door het soort straat. Voorbeeld: In de nu verdwenen naam Kattensteeg slaat de indicatie 'Katten', naar men zegt, op het veelvuldig voorkomen van katten in die steeg (aangetrokken door de vele muizen die afkwamen op een grutterij). Dit ter onderscheiding van de vele andere stegen in het dorp. Het grondwoord 'steeg' geeft aan dat het in dit geval ging om een onverhard zandpad binnen de bebouwde kom.

Er zijn in Hilversum twee soorten grondwoorden te onderscheiden, namelijk degene die betrekking hebben op de aard of de ligging van de weg en die welke betrekking hebben op de functie van de weg.

a. naar aard of ligging. Hieronder vallen allereerst de eerder genoemde stegen. Dit waren zandpaden binnen de bebouwde kom, dus behorend tot de laagste categorie van wegen, bestemd voor het 'aanwonend verkeer'. We moeten de Hilversumse stegen niet verwarren met de stegen in de grote stad, waar dit woord een negatieve bijklank heeft. Kreeg zo'n steeg een verharde deklaag, dan sprak men van straat. Dit woord is afgeleid van het Latijnse 'stratum' dat (dek-)laag betekent en 'via strata' (geplaveide weg). Het waren inderdaad ook de Romeinen, die omstreeks het begin van de jaartelling de eerste verharde wegen in Nederland aanlegden. In die tijd was de Rijn de uiterste noordgrens van het Romeinse Rijk, verdedigd door een gordel van forten. Deze forten werden onderling verbonden door een stelsel van verharde wegen, waardoor troepenverplaatsing en het vervoer van goederen snel konden plaatsvinden.

Naarmate er in de loop der tijd meer soorten wegen kwamen, kreeg het begrip 'weg' een meer specifieke betekenis in de zin van 'berijdbaar met paard en wagen'. Hierin moeten we ook het woord 'doodweg' opvatten; een weg naar het kerkhof, breed genoeg voor paard en wagen, teneinde de doodskisten te kunnen vervoeren. Werden de (vaak intercommunale) wegen verhard, dan sprak men van 'straatweg', waarvan het eerste voorbeeld van Hilversum de straatweg tussen 's-Graveland en Soestdijk was, bestraat in 1826. Daar waar dit soort wegen van minder belang was of waar minder geld beschikbaar was, ging men wel over tot het verharden met grind, waarna men van grindweg sprak. Een voorbeeld hiervan is onder andere de Bussumergrintweg. Buiten de bebouwde kom bleef zo een groep wegen over die niet in aanmerking kwamen voor verharding: de paden. Eigenlijk gaat het hier om de oervorm van elke verbinding. Het woord is verwant aan het Oudduitse woord 'pfadon' dat 'lopen' betekent en van het latere Middelnederlandse woord 'pedden' dat 'stappen' betekent. Ons woord 'voetpad' is dus in feite een pleonasme.

De paden rond Hilversum hadden meestal de functie van verbindingspad naar de akkers op de engen. Dat 'pad naar of langs akkers' was ook de oorspronkelijke betekenis van het woord laan, zoals we dat nog kennen in de 'Laanstraat'. De aanwezigheid van bomen er langs deed er niet zoveel toe. Later is de betekenis van 'laan' verschoven via 'weg met een landelijk uiterlijk' naar het tegenwoordige 'statige weg van voornaam aanzien, meestal met bomen erlangs'.

Binnen de bebouwde kom vindt men nog het grondwoord eind, waarmee een weg werd aangeduid vanuit het centrum naar de rand van de bebouwde kom, aansluitend op een intercommunale verbindingsweg. Het waren dus de hoofdwegen binnen de bebouwde kom. Binnen die kom lagen ook de brinken. Oorspronkelijk waren dit vaak driehoekige pleinen aan de rand van het dorp, bedoeld als verzamelplaats voor het vee, met name schapen. Later zijn de Hilversummers dit woord meer algemeen voor elk plein of pleintje gaan gebruiken. Het grondwoord plein in straatnamen is een importwoord van recenter datum (na 1883), dat gewoon uit zijn Latijnse oorsprong 'planum' (vlak of vlakte) verklaard kan worden.

b. naar functie. Daar waar de functie van een bepaalde weg betrokken werd in de straatnaamgeving kon bijvoorbeeld het bekende grondwoord drift ontstaan, elders in het land ook wel 'dreef' genaamd. Hiermee werden de wegen aangeduid, die regelmatig gebruikt werden om het vee (vooral schapen) naar en van de heide te drijven. Het zijn daardoor ook meestal brede wegen.

Het functionele speelde ook een rol in de benaming notweg. Deze notwegen kwamen vanouds op diverse plaatsen voor. Het zijn paden op de engen die over andermans grond liepen en die men mocht gebruiken om de eigen grond te kunnen bereiken, voor bijvoorbeeld het binnenhalen van de oogst, het vee, enz.

De volgende wegen hadden, blijkens de 'Staat der wegen' de functie van 'notweg', in feite dus het recht van overpad:

1. bij het Trompenbergsch weegje  2. bij het Naardereind, beneden de Ouden Engh  3. bij de Bijenschans, boven de Ouden Engh  4. naar Trompenberg, langs de Heuvelhoeve  5. achter Trompenberg, van de Nieuwe Crailoscheweg naar de Hoge Naarderweg  6. weg tussen de Oude Bussumerweg en de Oude Huizerweg  7. in het Kamisool*  8. noordzijde van de Hoge Laarderweg (aan de heide)  9. noordzijde van de Hoge Laarderweg (beneden het Kamisool)  10. tussen de Laarderweg en de Eemnesserweg  11. aan de noordzijde van de Eemnesserweg  12. aan de zuidzijde van de Eemnesserweg  13. aan de zuidzijde van de Eemnesserweg (uit het kleine driftje)  14. bij de Straatweg naar Soestdijk  15. boven het tolhuis aan het Hollandsche paadje  16. boven het Hollandsche paadje langs Diependaal  17. uit de Straatweg naar het Hoogt van 't Kruis boven Westhof  18. uit de Eikbosserweg oostwaarts vooraan naar de Bijenschans  19. het Papenweegje  20. het Molenweegje  21. Roeltjes weegje benoorden en bezuiden de vaart  22. aan de Loostdrechtscheweg bij de Postakker  23. bij het land van J. van der Heijden  24. bij het land van P. Doets  25. tussen het Naarder kerkenland en het land vanouds het Domein.

*De veldnaam 'Comes Oolen' was in het grijs verleden gegeven aan een stuk heidegrond omringd door een bosrand. Bos-, heide- en akkergrond, gelegen in de driehoek Hoge Larenseweg, Jacob van Campenlaan en Johannes Geradtsweg. Het hele stuk heide werd destijds gebruikt als verzamelplaats voor het houden van volksvergaderingen en godenverering. De herkomst van de naam 'Comes Oolen' is niet met zekerheid te achterhalen. In een door de bekende Hilversumse gemeentesecretaris Albertus Perk gemaakte notitie, wordt de naam raadselachtig genoemd. Gelet op de verklaring van 'Oolen' voor weilanden/akkerland en 'Comes' voor graaf, moet de naamsverklaring volgens Perk in die richting worden gezocht. Omdat de naam als uitheems werd ervaren, maakte het volk er 'Kamisool' van, een uit het Frans afkomstige benaming voor een soort damesborstrok.

Straatnamen zijn vrij statisch. Langs de Kleine Drift worden bijvoorbeeld al lang geen schapen meer gedreven, maar de naam is gebleven. Dit klinkt waarschijnlijk, maar is het echter niet. Veel straatnamen zijn, vooral tegen het eind van de 19-de eeuw, verdwenen omdat de naam niet meer de functie omschreef, dan wel anderszins niet meer met de werkelijkheid overeenkwam, zoals bijvoorbeeld het Schoenlapperspaadje. Andere straatnamen werden aangepast; toen bijvoorbeeld het zandpad van de Zon en Maansteeg bestraat werd, werd de naam veranderd in Zon en Maanstraat. Maar over het algemeen hebben straatnamen een vrij lange levensduur. Vooral de oudere straatnamen vertellen iets over de geschiedenis van die straat en daarmee iets over het verleden van een stad of dorp.

bron: "Straatnamenboek van Hilversum"